top of page

De Ballenjongen (Amsterdam 1979)

De Maassluisstraat is een straat in Amsterdam West. Deze straat loopt vanaf de Heemstedestraat tot aan de Vlaardingenlaan. Het is een gemiddeld lange straat met daaraan verbonden nog vier zijstraatjes die ook gewoon Maassluisstraat heetten. Met daarin typisch jaren 60 huizenblokken en enkele flats. Aan de achterzijde van de huizenblokken, tussen twee zijstraatjes ingeklemd, lagen twee speeltuintjes. Onze speeltuin bevond zich aan de zijde van de Vlaardingenlaan. Dit was ter hoogte van Maassluisstraat met huisnummers 332 tot 608. Hier liggen; onze roots, ons verleden en prachtige herinneringen van een onbezorgde jeugd. Wij van de Maassluisboys, zijn daar allemaal gelijktijdig opgegroeid behalve dan onze René. René kwam wat later in de Maassluisstraat wonen. En daar herinneren wij hem nog steeds wel even aan als dit nodig is.

Onze speeltuin had toen twee grote vijfhoekige zandbakken, klimrekken, evenwichtsbalken en klimstenen. Het geheel was omringd met een dichte heg met daar omheen weer een tuin en een grasveld. Deze omgeving was gedurende onze kleuter- en tienertijd ons gehele en enige speeluniversum. Woonde je in dit deel van ons universum, dan hoorde je er automatisch bij of je werd je gedoogd. Kwam je van daarbuiten, dan had je hier niets te zoeken, vonden wij.

Naarmate we ouder werden veranderde langzaam onze interesse van het bouwen van zandkasteeltjes en het rijden met skelters in dat van voetbal, voetbal en nog eens voetbal. Ons speeltuintje was daarbij een multi toepasbaar speelparadijs gebleken. Een deel van het speeltuintje bleek namelijk uitermate geschikt voor partijtjes fanatiek voetbal. Het was weliswaar geen echt voetbalveldje, voorzien van echte doeltjes, maar meer een stukje speeltuin met enkele obstakels en zaken die wel dienst konden doen als speelveld en doeltjes. Prima, vonden wij.

In het midden, van het door ons bepaalde speelveld, lagen twee vijfhoekige (pentagoon) zandbakken. Door de aanwezigheid en ligging van deze zandbakken ontstond er een doordacht tactisch voetbalspel, waarbij het opzetten van een aanval, of door het midden tussen de zandbakken door, of over één van de flanken om de zandbakken heen, moest plaatsvinden. Je mocht niet door de zandbak heen maar de bal mocht er wel overheen. Er werd eigenlijk door ons toen al een soort van flank-gerelateerd totaalvoetbal gespeeld. Daar zou Van Gaal later ook nog enige successen mee gaan behalen. Dat had hij dus van ons, vonden wij.

Het speelveldje werd verder verdeeld met aan de ene zijde een klimrek, waarvan het hoogste rek dienst deed als het doel. Dit doel was ongeveer anderhalf meter hoog en één meter breed. Aan de andere zijde deed een zitbank dienst als doel waarbij alleen de helft van de onderzijde van de bank het doel was. Dit was nog geen meter breed en ongeveer veertig centimeter hoog. Dit doel was daarmee veel kleiner dan dat aan de overzijde en daarom alleen al een stuk moeilijker om in te scoren. Maar halverwege de partijtjes werd er van speelhelft gewisseld om dit voordeel te compenseren. De strijd en kans op scoren in één van beide doelen was er niet minder om. Ja ja, in dat speeltuintje speelden wij partijtjes van epische omvang, vonden wij.

Deze verbeten voetbal partijtjes, vol strijd en vechtlust, veroorzaakten de nodige rumoer en roering in de speeltuin. Ouders keken vaak vanaf hun balkonnetje geamuseerd toe alsof ze vanaf daar een gratis plek in een stadion bemachtigd hadden. Ook trokken onze felle partijtjes de aandacht van de andere kinderen in de buurt. Die waren sowieso al middels een soort van natuurlijk machtsevenwicht, dat tussen oudere en jongere kinderen leeft, en zonder welke formele afspraak dan ook, door ons verbannen naar het andere gedeelte van de speeltuin. Zij keken dan van afstand vol ontzag en bewondering naar ons partijtjes. Wellicht stil hopende ook ooit mee te mogen doen. Meedoen was natuurlijk alleen voorbehouden aan hen die door onze strenge keuringscommissie heen kwamen, vonden wij.

In die tijd was er een vierjarige buurtgenootje met de naam Dennis. Dennis zelf was niet bijzonder maar had toch onze speciale aandacht. Dit alleen maar omdat Dennis een moeder had, die bij de iedere jongen uit onze groep, de harten sneller deed kloppen. De moeder van Dennis, van wat ik mij toen kan herinneren, was een soort van kruising tussen Chantal Jansen en Nicolette van Dam. Het soort vrouw waar je als 15 tot 17 jarige jongen toen alleen nog maar van kon dromen. Dus ja, Dennis zagen we graag in de speeltuin spelen en was zeker welkom, vonden wij.

Als wij Dennis zonder zijn moeder in de speeltuin zagen dan volgde steevast van ons de vraag aan hem: ‘oh, euh, Dennis!, …..komt je moeder ook nog?’ Als hij dan ‘nee’ of ‘ik weet niet’ antwoorde, dan moet hij gemerkt hebben, dat onze interesse in hem, dan ook abrupt weer ophield te bestaan. Nee, Dennis zijn marktwaarde bij ons was maar net zo groot, als dat van de kans dat zijn moeder aanwezig zou zijn, vonden wij.

Maar Dennis was volhardend en gaf niet op. Hij bleef vragen of hij met ons mee mocht doen. Dit tot onze irritatie grens aan toe. Dus hoe hielden wij Dennis bezig zonder de kans op aanwezigheid van zijn moeder te verspelen? Wij bedachten het volgende. Er werd bij het voetballen best wel vaak over de heg geschoten en dan kwam de bal in de omliggende tuin terecht. En wie moest de bal dan gaan halen? Dit euvel leidde vaak tot interne discussies. Want een onafhankelijke scheidsrechter hadden we toen niet. Dus dan bleef de bal nodeloos lang liggen en dit hield het spel op. Al was er soms wel één van de twee teams dat juist baat had bij dit oponthoud op basis van de stand. Maar dat terzijde. Dennis bood uitkomst want Dennis bleek maar al te gewillig om de bal voor ons te halen. Waarschijnlijk dacht Dennis hiermee ‘goodwill’ bij ons te kweken. Verkeerd gedacht! Wij waren op deze wijze gewoon even van zijn gezeur af en werd de bal voor ons gehaald. Nee, zijn ‘goodwill’ zou bij ons alleen maar toenemen als hij de aanwezigheid van zijn moeder positief beïnvloede en eerder niet, vonden wij.

We zagen echter wel al snel de eerste beperkingen van deze oplossing. Want Dennis was met zijn vier jaar nog niet zo groot. En met zijn kleine beentjes om de hele heg heenrennen en dan nog eens die grote tuin in om de bal te zoeken, dat duurde best lang. Te lang naar onze maatstaven, vonden wij.

Maar Dennis was nog gretig. Zo gretig zelfs dat wij bedachten dat Dennis misschien maar beter achter de heg in de tuin kon blijven. Zo hoefde hij er niet steeds omheen te rennen. Voor hem gemakkelijk en voor ons tijdwinst. Een echte win-win situatie, vonden wij.

Dennis deed aanvankelijk braaf wat wij vroegen. Ging als een afgericht hondje in de tuin staan en wachtte op de eerste ballen en onze instructies. En zo gebeurde het dat wij lekker konden doorvoetballen en als de bal dan over de heg ging riepen wij even, 'Dennis hier de bal graag!'. Dat werkte goed, vonden wij.

Maar na enige tijd hoorden toch wel enig gesputter aan de andere kant van de heg van onze Dennis. Want Dennis bemerkte vast dat hij maar weinig voordeel had behaald met deze bijdrage. Het duurde namelijk soms best lang voordat de bal weer eens over de heg ging. Dus druk had hij het niet. Maar nog erger voor hem was dat de heg dermate hoog was dat hij ons helemaal niet kon zien. Laat staan het voetbalpartijtje kon volgen. We hadden zelfs stiekem weg kunnen gaan. Dat zou hij niet eens door hebben gehad. Maar dan zou Dennis er nu misschien nog hebben gestaan. Netjes van ons, dat we hem dat dus niet aangedaan hebben, vonden wij.

Dus Dennis vroeg of hij weer terug mocht komen naar onze kant van de heg. Daar zagen wij natuurlijk helemaal geen enkel voordeel in, dus dat werd door ons niet aangemoedigd. Maar zelfs een jongen van 4 laat zich niet al te lang ringeloren en hij stopte dus met zijn bijdrage. En ja, zo veranderde de status van Dennis weer in dat van 'waardevolle ballenjongen' naar dat van 'blok aan het been'. Maar ja z’n moeder he?....dilemma voor ons, vonden wij!

Een ander spel dat wij daar in de speeltuin nog wel eens tussendoor speelden heette ‘schieten op de muur’. De bal werd dan op nog geen vijf meter afstand van de bank op een soort van penaltystip neergelegd. Iedereen nam dan plaats op de bank. Dat noemden wij de muur. En één iemand mocht dan om de beurt uit alle macht de bal afschieten op deze zogenaamde muur. Je kunt je wellicht voorstellen, dat het zitten op die bank, destijds aanvoelde als tegenover een vuurpeloton te staan. Het was dan kwestie van alle ledematen binnenboord houden en een zo’n gunstig mogelijke houding aan te nemen. Dat de hard geschoten voelballen nog wel eens vol op de noten terechtkwamen of een fikse rode afdruk op billen of dijbenen achterlieten deed de spanning en leedvermaak in dit spel er alleen maar door toenemen, vonden wij.

Thomas was één van de vrienden die een ware kanonskogel uit de benen op je kon afvuren. Op de bank zitten was dan een kwestie van verstand op nul en god zegene de greep. Als Thomas dan de aanloop naar de bal nam, dan voelde dat moment voor je aan alsof je met een karretje in de achtbaan de vrije val naar beneden begon en niet je niet meer terug kon. Als je hoorde dat het schot afgevuurd werd en je met dichtgeknepen ogen nog zat te wachten op de impact en pijnscheut ervan, dan kwam ook meteen weer het moment van opluchting als je hoorde dat iets of iemand anders met een harde plof was geraakt. Je wist dan dat je er dit keer weer genadig vanaf gekomen was. Dat was meteen het moment om te kijken wie er ditmaal dan wel de ongelukkige was en natuurlijk waar die dan was geraakt. Dan hadden we de grootste lol. En ach, het waren onze eerste stappen richting onverschrokkenheid, vonden wij.

Na een dag voetballen in de speeltuin, had een leren voetbal van ons het begeven. Van slijtage was een van de flappen van de voetbal losgeraakt en daardoor was de bal lek gegaan en leeggelopen. Er ontstond een ludiek idee. Wat als we deze bal helemaal zouden afvullen met zand om er een soort van Medicine Ball van te maken? Konden wij er dan nog wat mee? Het vullen met zand lukte. Maar na het vullen bemerkten we dat er met deze versie van voetbal niet veel meer te doen viel. Alhoewel?,……….misschien toch nog iets?, dachten wij.

We legden de bal op de bekende 5 meter afstand die bij het spelletje ‘schieten op de muur’ gebruikelijk was. De gescheurde flap werd keurig weggewerkt. Wij namen weer met z’n allen plaats op de bank. We zagen dat Dennis, onze grote vriend, de speeltuin naderde. We zagen dat Dennis de situatie overzag. Hij zal, de ook voor hem bekende opstelling van spelletje ‘schieten op de muur’ direct herkend hebben. Wij riepen tegen hem, ‘toe maar Dennis, jij mag ook een keer!’. Leuk!, dachten wij.

Wij dachten dat Dennis eerst wel even naar de bal zou lopen. De bal dan zou inspecteren, oppakken en de bal dan zou willen terug gaan leggen zoals wij en doorgewinterde penaltyspecialisten dat deden. Wat zou Dennis dan raar opkijken als hij merkte dat hij deze bal niet kon optillen. Humor!, dachten wij.

Maar daar hadden wij een misrekening gemaakt. Ten eerste leek Dennis door onze gulheid, van het ook een keer mogen schieten op de muur, helemaal overmand te zijn van geluk want zijn gezicht straalde als dat van een kind dat net het grootst mogelijke ijsje op aarde van ons aangeboden had gekregen. Ten tweede was Dennis natuurlijk geen doorgewinterde penalty specialist. Het oppakken van de bal en het daarna naar eigen behoefte terugleggen van de bal op zijn plek zat niet in zijn systeem. Dit kwam dus ook geen moment in hem op. Het leek erop dat hij eindelijk kans zag zich voor eens en voor altijd te kunnen bewijzen en nam dan ook, zonder enige aarzeling, een sprint richting de bal. Voordat iemand van ons doorkreeg wat er te gebeuren stond naderde Dennis op volle snelheid de bal en schopte met alle kracht dat hij in dat rechtervoetje van hem kon bundelen, tegen de tot aan de nok gevulde bal met zand. We zagen Dennis, als een soort van wielrenner die met volle vaart tegen een hek reed, over de bal heenvliegen en daarbij hard op de straatstenen terechtkomen. Daar lag hij dan al huilend voor ons, met rode schaaf plekken op handen en knieën. Hij keek ons totaal ontredderd aan over wat hem zojuist gebeurd was. Oeps!……dachten wij.

Natuurlijk probeerden we Dennis nog een beetje te troosten. Maar door zijn tranen heen zagen wij de grote schrik en verdriet in zijn ogen van wat wij hem aangedaan hadden. Zijn gezicht was als dat van een echte fan die zojuist ontdekte dat zijn idolen blijkbaar niet echt waren. Dennis rende huilend naar huis. Uiteindelijk kregen wij dat waar wij zo lang op gewacht hadden. Namelijk de maximale aandacht van Dennis zijn moeder. Maar niet op de manier waar wij al lang van droomden, vonden wij.

Dennis zijn moeder kwam ons even op niet mis te verstane wijze de les lezen en ons goed duidelijk maken dat zij ‘not amused' was over hetgeen wij zojuist gedaan hadden. We zaten er schaapachtig en schuldbewust bij en hadden hier niets tegenin te brengen. We waren die dag niet alleen onze ballenjongen definitief kwijt. Maar ook een smetje op ons blazoen rijker en misschien erger nog, de warme sympathie van onze droomvrouw armer, beseften wij.

bottom of page