
Het Moddergooien (Amsterdam 1979)
We waren ongeveer 11 jaar oud en speelden vaak op het grasveldje dat achter onze speeltuin en tussen twee hoge flats inlag. Deze flats hadden onderaan twee verdiepingen met kantoren en daarboven zaten nog eens tien etages met woningen. In deze flat woonde ene Marcel op drie hoog. Marcel was een jongen van de generatie nieuwe jeugd in de Maassluisstraat die na ons kwamen en gemiddeld drie á vier jaar jonger waren dan wij. In principe was die leeftijdskloof te groot om bij de Maassluisboys te mogen horen. Maar soms lukte het iemand van die 2e leg om toch door ons gedoogd te worden. We waren echt niet de moeilijkste hoor!.
Marcel was aanvankelijk van deze categorie jongens en verstond blijkbaar de kunst om zich af en toe op één of andere manier onopgemerkt in ons Maasluisboys groepje te manifesteren. Maar Marcel had ook de uitzonderlijke gave om in no-time uitgekotst te willen worden. Daar hadden wij voldoende methodes voor en die zetten we dan ook zonder pardon steevast in. Vervolgens maakte hij zich dan nog minder populair door ons op afstand te gaan uitschelden voor alles en nog wat. Dit was volstrekt uit balans en los van enige zelfreflectie. Mogelijk uit jaloezie, wij kunnen écht niets anders bedenken.
Daar waren wij daar natuurlijk niet van onder de indruk en dat wekte bij hem nog intensere scheldkanonnades op. Zijn hoofd liep van de inspanning dan helemaal rozenrood aan. Even kort dreigend sprintje van ons zijn kant op was al voldoende……en weg was hij. Maar onverzettelijk als hij was, of misschien is hardleers een beter woord, ging hij gewoon verder met zijn scheldpartijen. Alleen van een wat verdere afstand ditmaal. Ja, Marcel had inderdaad bijzondere vaardigheden die onze aandacht trokken. Dat moet gezegd worden.
Wij maakten dan opnieuw een sprint naar hem toe. Ditmaal wat sneller en langer. En als een haas rende hij dan snel naar de flat toe waar hij woonde. Wij gingen er dan verder achteraan tot aan de voordeur van zijn flat. Hij wist op tijd binnen te geraken en de deur voor ons neus dicht te krijgen. Zich beschermd wetende vanachter het raam van de deur ging hij nog even triomfantelijk verder met het schelden in combinatie met de gebruikelijke handbewegingen om zijn afgunst kracht bij te zetten. Ja Marcel was verbaal en visueel sterk ontwikkeld.
Wij lieten Marcel voor wat het was en gingen verder waar we op het grasveld mee bezig waren. Marcel ging trouwens óók verder waar hij mee bezig was, ons flink irriteren dus. Marcel ging nu alleen vanaf zijn balkon in de flat, met zicht op ons grasveld, lustig verder met naar ons te roepen en schelden. Op dit balkon, vanaf ruim zo’n 20 meter hoogte, waande hij zich als een ware koning die veilig bovenin zijn toren op ons neerkeek. Op dit balkon hingen achter hem enkele hagelwitte lakens te drogen. Deze witte lakens wapperden heel lichtjes in de wind en zo leken het wel banieren van een kasteel die er hingen om zijn koningschap nog eens extra te benadrukken.
Deze koning Marcel vond het blijkbaar ook nog nodig, om zonder welke legitieme reden dan ook, zijn katapulten tegen ons in werking te zetten om ons, van wat hij kennelijk als zijn landgoed beschouwde, af te jagen. De rotsblokken regenden op onze posities neer. Ja werkelijk waar! Marcel gooide blijkbaar kiezelstenen naar beneden onze kant op. Deze had hij blijkbaar al thuis klaarliggen of zonet meegenomen van de straat. Toegegeven, plannen en vooruit regeren kon hij blijkbaar ook al!
Maar deze koning had zich echter buiten de waard gerekend met het feit, dat als je het gepeupel op dergelijke wijze hooghartig en maar lang genoeg toeschreeuwt en bejegend, je een tegenreactie van deze onderdanen kan verwachten. Maar het teruggooien van stenen ging zelfs ons Maassluisboys een stapje te ver. Maar vergelding moest er komen. Dat stond buiten kijf.
De slotgracht, in werkelijkheid natuurlijk gewoon ons slootje naast het voetbalveldje, was ruim voorzien van zeer vers en makkelijk kneedbare modder. Dus de troepen werden verzameld, het geschut in stelling gebracht en de munitie klaargelegd. Ballen van modder lagen als een schaal met bitterballen voor ons opgestapeld. Er werd even overlegd wie binnen onze groep het beste konden gooien.
En zo namen onze langeafstand schutters René, Jef en Sander plaats achter de stapel modder kanonskogels. Goed gekneed en lekker in de hand. Marcel zag het schouwspel lacherig en minachtend aan. ‘Wat denken jullie nou te doen!’ riep hij nog tomeloos overtuigd van zijn superieure positie op ruim 20 meter hoogte en gooide er nog een steen achteraan onze kant op. ‘Dat halen jullie toch niet!’ riep hij vol zelfvertrouwen. Zijn zelfvertrouwen leek zelfs alleen maar toe te nemen toen onze eerste modderbal inderdaad niet verder kwam dan net halverwege boven de kantoren. Maar wat Marcel niet wist was dat die eerste worp slechts bedoeld was om te kijken of de modderballen wel stevig genoeg waren. Wij waren natuurlijk uitgedaagd. En als je de Maassluisboys uitdaagde moest je ook de consequenties accepteren. We starten ons tegenoffensief, dat was Marcel wel waard.
Marcel stond aan de rand van zijn balkon. De tweede bal ging al meteen tegen rand, vlak voor waar hij stond. We zagen dat Marcel het toch iets benauwder kreeg. De tweede bal ging recht op hem af. Deze moest hij ontwijken wat hem wonderwel lukte. Zijn benauwde gezicht veranderde in dat van trots en leedvermaak om ons extra kenbaar te maken met welk gemak hij deze worp wel even had ontweken. Ballen 3, 4 en 5 gingen weer rakelings langs hem heen. We zagen hem bukken en ontwijken en hij ging onverschrokken verder met schelden en teruggooien met stenen. Wij riepen; ‘schelden doet geen pijn maar een bal op je toeter is wel fijn!’. Ja wij waren natuurlijk wél gewoon nette en beschaafde jongens.
Wij werkten ons setje modderballen af zonder dat wij Marcel ook maar één keer wisten te raken. Ja, Marcel was in de ban geraakt van zijn kennelijke onschendbaarheid. Verschanst achter de stenen reling was hij maximaal in zijn element. Er klonk nog net geen trompettergeschal.
Toch waren wij niet teleurgesteld. Nee, we knikten elkaar eerder toe dat we eigenlijk best wel tevreden waren met ons resultaat. We zagen dat Marcel door onze voldane uitstraling in verwarring was gebracht. Marcel zat nog duidelijk in de roes van zijn eigen succes. Heel behoudend en alert op mogelijk toch nog een onverwachte bal van ons, richtte hij zich weer volledig op vanachter de reling die dienst had gedaan als schans.
Marcel voelde zich nu veilig genoeg en zag kans om achter hem te kijken. Het leek alsof z’n toch al bolle ogen opeens te klein waren geworden voor z’n oogkassen. Het was alsof deze koning, na een belegering, constateerde dat zijn toren er dan nog wel stond maar dat zijn kasteel erachter helemaal verdwenen was. Zijn hoofd kleurde langzaam van rood naar paars.
Marcel moet zich op dat moment blijkbaar pas hebben gerealiseerd dat er pal achter hem al die tijd de lakens gehangen hebben. De lakens, die vóór de belegering nog trotse hagelwitte banieren geleken hadden, waren nu als bij toverslag, veranderd in een soort van zwart-witte koeienvellen die te looien hingen.
Het was ons gelukt om Marcel als koning te onttronen en terug te zetten naar dat van simpele boer. Van Marcel hebben we hierna nooit meer last gehad. Uit onbevestigde bronnen hebben we vernomen dat Marcel ondanks alles later toch een zeer succesvol gedragswetenschapper geworden is. Waar een zetje in je jeugd dan wel niet allemaal goed voor kan zijn he? Bedankje aan ons is niet nodig. Dit deden we graag!